Het hout en de woorden
Water speelt een hoofdrol in het boek waar Gijs IJlander als laatste aan werkte.
Het water achter het huis waarin stekelbaarsjes heen en weer schieten, het water van de molentocht in de polder, rimpelend in de wind, waarin snoeken, voorns en zeelten zich schuilhouden en palingen de modderige bodem doorwoelen. Het donkere water van het Noord-Hollands kanaal met zijn oevers van glibberige basaltblokken, overspoeld door de klotsende hekgolf van passerende vrachtschepen. De branding van de Noordzee die als een lichtgroen doorschijnende muur op je afkomt en omver gooit met getrommel in je oren en een fontein van zout in je neus. Schreeuwen en proesten, vlakke handen petsend op het oppervlak.
Het nieuwe boek – Het hout en de woorden is de werktitel – gaat over water en de bouw van een boot waarmee de schrijver de Noordzee hoopt over te steken. Er wordt verslag gedaan van tegenslagen en onverwachte ontwikkelingen, het hout en de woorden lijken elkaar in de weg te zitten, tot het moment waarop de schrijver daadwerkelijk het ruime sop kiest.
Kijk uit met het water, met water valt niet te spotten. Een mui zuigt je de dood in, wie op zee over boord slaat kan het schudden, maar als je wegzakt in een moddersloot ben je er ook geweest. Een val van een kademuur kan al genoeg zijn.
Vraag een schipper naar water en hij zal zich beperken tot het optrekken van een wenkbrauw.
Alleen met een boot kan men het water bedwingen.